Oefentherapie bij tendinopathieën (2/3)

video

Oefentherapie bij tendinopathieën

In deze module gaan we dieper in op de rol van oefentherapie in de behandeling van tendinopathieën. In de vorige module hebben we gezien dat revalidatie bij tendinopathische klachten gekenmerkt wordt door een langdurig herstelproces dat in meerdere fasen kan worden ingedeeld.

In de eerste module hebben we regeneratieve interventies besproken die de remodellatiefase kunnen ondersteunen. In deze module bespreken we interventies die het herstel van de pees in de laatste twee fases van het herstel ondersteunen. Centraal daarin staat oefentherapie.

Waar in de remodellatie fase regeneratieve interventies zorgen voor een productie van nieuw collageen materiaal. Moet oefentherapeutische belasting daarna de pees versterken en belastbaarder maken. Het bekendste voorbeeld van oefentherapeutische interventies bij tendinopathieën is natuurlijk de zogenaamde excentrische oefentherapie. Denk hier bijvoorbeeld aan de Alfredsson oefeningen voor de achillespees of het squat plankje bij de jumpers knee.

Excentrische oefentherapie

De gedachte achter excentrische oefentherapie is dat excentrische contracties een groter effect hebben op peesmorfologie dan concentrische contracties. Deze hypothese is bevestigd door meerdere onderzoeken waaruit is gebleken dat excentrische oefeningen zorgen voor de sterkste toename in de eiwitproductie.

Hoewel oefeningen op basis van de theorie het meeste effect op de peesmorfologie zouden moeten hebben, kunnen we wel vraagtekens plaatsen bij de klassieke excentrische oefeningen zoals we die vaak zien bij tendinopathieën. Excentrisch zijn we namelijk vele malen sterker dan we concentrisch zijn. Dat wil zeggen dat we excentrisch tot 180% van onze isometrische kracht kunnen leveren en een veelvoud van onze concentrische kracht.

Om een excentrische trainingsprikkel te kunnen geven dient de weerstand dus aanzienlijk groter te zijn dan we vaak zien in de conventionele trainingsprotocollen. Uit onderzoek is dan ook gebleken dat Alfredsson oefeningen eerder gezien moet worden als een rekprikkel dan als een kracht oefening.

Daarmee is niet gezegd dat de klassieke oefeningen niet effectief zijn. Klinisch onderzoek heeft een korte termijn effectiviteit op pijnniveau onderbouwd. Echter kunnen we vraagtekens plaatsen bij het effect van deze oefeningen op het herstellende weefsel en de morfologie van de pees.

Iemand die deze vraag ook gesteld heeft is de Australische fysiotherapeut en onderzoeker Peter Malliaras. In een grote literatuurstudie heeft hij de effectiviteit van verschillende oefenprotocollen op tendinopathische klachten vergeleken.

Hieruit kwam inderdaad naar voren dat hoewel de klassieke excentrische oefeningen zoals die van Alfredsson weliswaar een effect op symptoomniveau hebben, maar dat de morfologie van de pees er niet door veranderd. Zodoende neemt de belastbaarheid van het peesweefsel niet toe.

Een tweede conclusie was dat andere minder bekende oefenprotocollen, zoals bijvoorbeeld het heavy slow resistance programma, weliswaar de excentrische fase minder accentueren, maar wel aanzienlijk meer effect hebben op weefsel niveau.

Isometrische oefeningen

Een ander oefenprotocol wat we er uit moeten lichten is het isometrisch oefenen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat hoewel vrijwel elke vorm van oefeningen tot tijdelijke pijnreductie leidt. Isometrische oefeningen het meeste effect op pijn hebben.

Onderzoek van Ebony Rio heeft zelfs aangetoond dat een isometrisch oefenprotocol tot 40 minuten volledige pijnreductie tot effect heeft en pijnvermindering van 2 tot 5 uur na de oefeningen. In dit onderzoek werd aangetoond dat drie tot vijf isometrische spanish squats van 45 seconden effectief waren op pijnniveau. Omdat isometrische oefeningen vrijwel nooit pijn produceren, maar wel een sterk effect op pijn niveau hebben vormen ze een interessante component in de revalidatie.

Het 'optimale' oefenprogramma

Als we dan alle recente wetenschappelijke bevindingen in ogenschouw nemen kan er een advies voor de optimale oefentherapie bij peesrevalidatie worden opgesteld. De eerste fase wordt gestart met isometrische oefeningen met als doel pijndemping. Daarop volgt en isotoon oefenprotocol zoals bijvoorbeeld het heavy slow resistance trainen om de peesmorfologie te stimuleren. Tenslotte wordt er indien nodig een plyometrisch oefenprotocol ingebouwd om een sportspecifieke explosieve energy storage and release van de pees te trainen.

Wanneer we dit protocol vertalen naar de tijdlijn van peesherstel kunnen we nu de nodige componenten invullen. Eerder bespraken we de regeneratieve interventies die in de 1e fase van herstel dienen te worden toegepast. Nu kunnen we daar een aantal oefentherapeutische interventies aan toevoegen.

Isometrische oefeningen kunnen feitelijk tijdens het hele traject ter pijndemping worden uitgevoerd, maar in het bijzonder in de eerste paar weken. Vanaf week 2 tot 3 kan men beginnen met het trainen van de belastbaarheid van de pees. Hiervoor moeten oefeningen met minimale pijn en minimale nareactie kunnen worden uitgevoerd. Dit duurt negen tot twaalf weken waarna explosieve sportbelasting kan worden opgebouwd. Duurbelasting kan vaak al tijdens het voorgaande krachtprogramma geleidelijk
aan worden toegevoegd.